Gefeliciteerd!
Na eerder dit jaar de voorronde in Amsterdam op glorieuze wijze te hebben gewonnen, hebben Loïc van Asten, Idse Bayu Tromp en Itai Givony (als vervanger van Cameron Berg, die helaas ziek was) op donderdag en vrijdag deelgenomen aan de nationale eindronde van de European Olympiad of Experimental Science (EOES). Op de universiteit Twente hebben ze de derde plaats gehaald en zijn daarmee het reserveteam voor de internationale eindronde die in mei in Riga, Letland plaatsvindt.
Een fantastische prestatie!
Als reserveteam nemen ze ook deel aan het trainingsprogramma ter voorbereiding op de eindronde.
Wat is de European Olympiad of
Experimental Science (EOES)?
De EOES vindt jaarlijks plaats en is bedoeld om
leerlingen te enthousiasmeren voor science & technologie. En ook om hen uit
te dagen en de kans te geven te excelleren. Deelnemers zijn bij de start van de
wedstrijd 16 jaar of jonger. Ze voeren in teams van drie personen interessant
wetenschappelijk onderzoek uit op het gebied van natuurkunde, scheikunde en
biologie.
Naast kennis en praktische vaardigheden zijn plannen, samenwerken en verdelen
van taken belangrijke aspecten bij deze teamwedstrijd.
De regionale voorrondes worden gehouden aan de Radboud
Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit van Amsterdam,
Universiteit Leiden, Universiteit Maastricht, Universiteit Twente, Universiteit
Utrecht, Vrije Universiteit Amsterdam, Wageningen Universiteit en de Hogeschool
van Arnhem en Nijmegen. De Hogeschool Fontys in Eindhoven organiseerde dit
schooljaar voor het eerst een voorronde en trok direct veel deelnemers. De tien beste teams van de voorronde mochten
deelnemen aan de eindronde aan de Universiteit Twente.
Wat is er onderzocht?
De biologieopdracht ging over het meten van
spierkracht. Met plakkers op de bovenarmspier konden leerlingen elektrische
activiteit (EMG) in de spier te registreren bij het tillen van halters met een
bekend gewicht. Met deze gegevens moesten zij het onbekende gewicht van een
voorwerp achterhalen. Vervolgens was het hun taak om te onderzoeken in welke
stand de arm het meest optimaal kracht kan leveren.
Bij een ander onderdeel werd de treksterkte van hoofdhaar bepaald. Daarvoor
moest eerst de dikte van een haar vastgesteld worden. Omdat haar zo dun is en
niet gemeten kan worden met een liniaal of schuifmaat, werd gebruik gemaakt van
buiging en interferentie van laserlicht. Door vervolgens een aantal gewichtjes
aan een haar te hangen werd gemeten welke kracht minimaal nodig is om een haar
te breken.
Verder onderzochten de leerlingen de hardheid van Twents leidingwater door
middel van een klassieke (maar nog steeds zeer nauwkeurige) ‘complexometrische’
titratie. Interessant genoeg constateerden de medewerkers van de UT bij het
testen van deze proef een paar dagen van tevoren, dat de hardheid van het
drinkwater in het universiteitsgebouw veel hoger was dan de hardheid van het
water in het lab, terwijl dit eigenlijk hetzelfde zou moeten zijn. Hiermee werd
de praktische toepassing van de proef maar weer eens aangetoond!